Daar zit je dan weer
Met je straalbezopen kop
En je pen ter hand genomen
Geen letter op je blad
Noch woorden in je hoofd
Alsof je schrijven een gemak is
En je zinnen spielerei zijn
Blijkt nu de hardheid van het niets
Je dood te staren en te kwellen
Drink gewoon je glas leeg
De fles snakt naar jouw liefde
Die zij wegnam en jij nooit
Ofte nimmer neerschrijven kan
Titelloos boek
Dat ze ooit een boek wou schrijven, had ze me verteld. Dat het mogelijk wat van haar leven zou bevatten en dat het allemaal geen rozengeur en maneschijn zou zijn, vertelde ze me. Ze zei dat ze er allemaal best wel zin in had, maar dat ze een aanzet nodig had om de woorden uit haar hoofd op papier te krijgen. Ik grinnikte en zei haar dat ik het allemaal goed vond. Dat ik haar woorden en nood aan schrijven wel begreep. Een auto-biografie overgoten met een heuse saus fictie. Het leven zoals het is, maar dan net wat anders.
Diep van binnen was ik zelf een schrijver, weliswaar ééntje die niet schreef. Ik schreef enkel in gedachten. Deels was ik te lui, deels had ik een slechte timing. Maar bovenal was ik bang. Bang dat ik mijn zelfbeeld als schrijver niet zou kunnen waar maken. Dat ik de confrontatie met het lege blad papier niet zou aankunnen of erger nog: dat de woorden in mijn hoofd enkel gedachten zouden blijven. Gedachten die nooit op papier zouden komen en ik wederom een illusie rijker was. Dat ik een mislukking zou blijven, niet enkel in mijn hoofde, maar ook in dat van de mensen rondom mij. Dat ik nooit een boek zou kunnen vullen, dat mijn woorden slechts goed zouden zijn voor een papieren niemendalletje. Zoiets wat nooit iemand lezen zou, omdat ze al van verre zien dat het niet om een boek of verhaal gaat, maar slechts om een flauw hersenspinseltje van iemand die denkt dat hij schrijven kan.
Ze zou een boek schrijven en ik had haar gelijk gegeven. Ik, als toevallige passant in haar leven, had haar gezegd dat ze er aan moest beginnen. Dat het allemaal niet zo erg was dat die ‘rozengeur en maneschijn’ soms ver te zoeken zou zijn. Ik gaf haar raad en verdween. Als een dief in de nacht, door de winterkou met maar één prangende vraag in mijn hoofd: ‘Waarom zou je er in godsnaam aan beginnen?’
Ik ga een boek schrijven
Ik ga een boek schrijven. Althans dat maak ik mezelf wijs. Het kan ook zijn dat het een A4 wordt vol onzinnigheden. Want een echt verhaal uitvinden en neerpennen, daar zie ik mezelf nog niet toe in staat. In mijn hoofd wel, maar als het allemaal op papier moet komen, dan slaan de twijfels toe.
Een boek schrijven is niet zomaar een boek schrijven. Je moet een plot hebben, een personage uitwerken en een doel hebben. Ik heb dat alles niet, of toch niet helemaal. De voorbije weken heb ik veel nagedacht: een personage, zijn trekjes, zijn sterke en zwakke kanten, zijn karakter, … Ik denk dat ik het allemaal heb. Maar dan heb je nog geen basis om een boek te schrijven. Wat ik op dit moment heb, is een karikatuur van mezelf en een writer’s block.
Al na de eerste regels. Want ja, ik ben er wel degelijk aan begonnen: na weken vol inspiratie, een hoofd dat om loopt en goesting, ben ik er echt aan begonnen. Verse koffie, geen muziek, geen storende pop-ups op mijn scherm en schrijven. Want dat hoor je te doen als je je schrijver waant: schrijven!
Ik schreef en wiste mijn woorden, begon opnieuw en ging terug naar af. In mijn hoofd leek het allemaal zo gemakkelijk. Misschien zit mijn timing vandaag barslecht. Of is de koffie te weinig sterk. Of de inspiratie zoek, dat kan natuurlijk ook.
Een schrijver ben je om je woorden, niet om de gedachte dat je er een bent. Zo veel is al duidelijk.