Mag wel
Mag niet
Of toch
Misschien
Als niemand het ziet
Mag wel
Mag niet
Of toch
Misschien
Als niemand het ziet
Dag 1
Ik stond op en schonk mezelf een kop koffie in.
Jammer, weer mislukt.
Zelfs met m’n ogen dicht
Zie ik
Je.
Graag.
Ik wil hier blijven, fluisterde ik.
Ik ook, antwoordde ze.
De wekker ging en de dag vatte aan.
Het leek nochtans het perfecte plan.
We waren al met twee.
“En als ze dan niet terugkomt? Dan zit ik hier. Tussen haar brieven,” dacht ik bij mezelf.
Enkel de herinnering en haar neergepende woorden. Zou ze elk woord gemeend hebben of ging ze mee in de gewilligheid van het papier en laat ik me dan maar leiden door een gevoel dat er eigenlijk nooit echt mocht geweest zijn? Was dit alles maar een illusie en suste ze zo m’n onwetenheid? Als ze niet terugkomt, moet ik dan haar brieven sparen? Als ze gemeend waren wel. Waren ze enkel zinnenstrelingen in woorden, dan vast niet.
Ik ging die avond door al haar brieven. Over eekhoorns en mieren. Over gedichten van krijsende meeuwen. Over bloeddruppels en scherven. Elk woord liet ik over m’n netvlies walsen, tippelend tot ik niets anders kon dan conclusies trekken.
Haar woorden wiegden me de nacht in. Gerustgesteld geslaap. Kronkelende kriebels.
“Morgen komt ze thuis,” zong hij. Ik schudde m’n hoofd, jammer maar helaas.
Overmorgen. En ik glimlachte kort.
Ik deed alsof
En zij gebaarde
Tot niets gebeurde
De angst bewaarde
Een stille dood
Het niets verklaarde
Zij was ziek, ik was zoek
Beiden waren we verloren en moe
De nacht omhelsde ons te kort
Aan wallen leden onze ogen
Tot de zon weer opkwam
En geen van ons
Nog iets te zeggen had
M’n dochter lust geen korstjes. Ik maak er geen punt van, ze lijkt mij nog te jong voor borstjes. De harde kleinoden knip ik van de zachte boterham en bewaar ik in een schaaltje apart. Ik voer ze aan de vogels in de tuin.
Mezen zijn in het Engels ’tits’. De vogels in mijn tuin blijven tot nader order borstloos. Ik hoop maar de korstjes daar geen verandering in brengen.