Punt

Ik maak m’n zinnen complexer dan het zou mogen. Zo gaat het ook met m’n leven. Achter m’n zinnen zet ik punten, achter het leven gelukkig niet. Soms wel eens een uitroepteken, maar vaak ook een vraagteken. Soms combineer ik beide, maar die onmacht en chaos probeer ik te vermijden.

Ik blink uit in werkwoorden, maar verwerk amper de woorden zoals het hoort. Ik verwoord ook minder en minder het werk die het allemaal behoeft.

Ik maak m’n leven complexer dan het zou mogen. Zo gaat het ook met m’n zinnen. Gelukkig zet ik op tijd en stond een punt.

Zeemeermin

Ik hield haar in een doosje en gaf haar elke dag water. Soms zoet, soms zout. Het was de bedoeling dat ze op een bepaalde dag een mooie zeemeermin zou worden. En dat ik daar dan een aandeel in had gehad. Dat ze open bloeide tot de waternimf die ze altijd al bedoeld was te zijn. Als het mooi weer was, gingen we geregeld naar zee. Dan slofte ik door het zand dat ik zo haat en liet haar zwemmen in het ruime sop. Als de zon onder ging, keken we samen naar de bloedrode bol die verdween aan de horizon en stopte ik ze terug in het doosje.

In de zomer zochten we de kust niet op. Ze had een hekel aan mensen in foute strandkledij, en ik ook. De drukte van de toeristische zomer was niet aan ons besteed. Elke dag een beetje water in het doosje en zo geschiedde. 

Tot dit jaar. 

We gingen niet naar zee. 
Ze stierf in de grote droogte van 2018.

Hier laat ik je los, Tim.

Ik lig in bed en naast me ligt Tim Foncke. Niet echt natuurlijk, maar z’n boek ‘God is klein geschapen.’ Of Tim klein geschapen is, weet ik niet. Ik weet wel dat Tim veel haar heeft en goed met woorden overweg kan. Net om die eerste reden zou ik hem al niet echt in m’n bed willen.

Ik kocht het boek deze week van hem persoonlijk. ‘Voor Jurgen, een groot fan van mijn oeuvre,’ signeerde hij. Dat creëert verwachtingen en ik weet niet of ik ze kan inlossen. Tim slaapt naast me en confisceert zo ongewild m’n nachtrust.

De wallen onder m’n ogen zijn groot geschapen. Ik knikkebol na elke pagina. Niet uit verveling maar uit pure vermoeidheid. Eén vraag houdt me al de hele week wakker: Of Tim ooit een groot fan van mijn oeuvre zou kunnen worden. Ik heb ook wel wat haar op m’n kop en kan m’n plan wel trekken met woorden.

Geschapen ben ik ook, maar alles is perceptie.

Slaaplekker.

Topoccasie

Ik krijg na een lange tijd nog eens een sms. Een onbekend nummer vraagt me in gebrekkig Frans of ik wagens te koop heb, en dat hij of zij mogelijk interesse heeft want handelt in topoccasies.

Ik antwoord in even gebrekkig Frans dat ik blind ben en dus niet met de wagen rij. Maar mocht ik ooit een wagen willen, ik deze vast bij hem of haar zou durven kopen. Maar dat hij of zij dan wel eerst m’n vertrouwen zou moeten weten te winnen. Een blinde verkoop je nu éénmaal wat je wil, denk ik dan. Ik stel voor dat we komende zaterdag om 20u iets zouden kunnen gaan drinken om elkaar wat beter te leren kennen.

Ik verstuur de sms en wacht op een antwoord. In de 2 uur die volgen wordt het vuilnis opgehaald en blaft in de verte een hond. Ik besluit wederom dat ik goed zie maar blind ben voor de ongeziene tristesse van m’n leven.

Brief aan mijn grootvader

Dag peter

Wie had er ooit gedacht dat ik je een brief ging schrijven? Ik alvast niet, maar plots is alles anders en schrijven we toch. Met ons gaat alles goed, met de kinderen ook. O ja, dat werk, alles ça va daar. Het zijn de antwoorden op de vragen die we standaard gesteld kregen toen we de schuifdeur van de keuken opendeden en jij aan de keukentafel gebogen boven de krant peilde naar zaken die je belangrijk vond: kinderen, familie, werk.

Je was iemand van weinig woorden, maar woorden die er toe deden: gevat grappig of ernstig gemeend, to the point, zonder veel poespas. Zweeg je, dan was je veelzeggend stil. Of, werd je overstemd door de klank van koers op tv. Dat kon ook, want koers is koers en dat de rapste mogen winnen. Nu blijft het stil. Veelzeggend stil, en in de koers wint nog steeds de rapste.

Bij elk afscheid wordt een herinnering geboren, las ik deze week. Er zit waarheid in, want herinneringen houden je springlevend. Zo is ‘de wilde bosscheet’ opnieuw verschenen en doet de anekdote ons nog steeds lachen. ‘Sjjjtt, stil, luister goed’ en wij maar sjjjtt en stil en luisterend goed. Tot ‘de wilde bosscheet’ onze kinderlijke stilte doorbrak en veelzeggend stil gevat grappig werd. Of hoe je van Palm kalm blijft en we samen hetzelfde glas heften op familiefeesten en je zag dat het goed was. En of we boven het licht wel goed hadden uitgedaan (ja, dat deden we, telkens weer opnieuw). Of van die keer we op camping naast ‘het vernesteld haar’ logeerden. En hoe je nooit hoorde wat je moest horen en altijd hoorde wat niet mocht, een selectief hoorapparaat en algemeen gegniffel aan tafel. En en en…  Bij elk afscheid worden herinnering geboren, we hebben er nog heel wat in’t verschiet.

Het is vreemd hoe het allemaal zo snel is kunnen gaan, want haast en spoed zijn zelden goed. Althans, dat zou je denken. We troosten ons met de gedachte dat pijn en lijden tijd nodig hebben en die kregen ze niet. Je stoel aan de keukentafel is leeg, de krant ongelezen en het kruiswoordraadsel blijft onaangeroerd. Je laat een leegte achter, da’s zeker.

Maak je maar geen zorgen om meter, ze is omringd door heel wat mensen die er voor haar zijn. Die hakkelende schuif in de keuken, die krijgen we samen wel dicht. Die Palm, die heffen we vast ook nog wel eens. En het licht, dat doen we ook uit. Zoals het hoort.

Tot in den draai, bij elke herinnering die geboren wordt.

Jurgen