Gelijk

Ik ben gekomen op het moment van de dag waar weinig er nog toe doet. Op het uiteinde van de tafel staat een lege fles whiskey en ik word vergezeld door zijn leegheid. Alsof er nooit iets anders geweest is, sla ik die leegte als een troostend deken om me heen. De kamer is klaar genoeg om te zien wat ik denk, maar voldoende duister om in gedachten te verdwalen. Ik geef niet om de stilte, want dat is het hier nooit. Uit de nacht leeft enkel een onbetekenend gezoem op. Het zijn de wolken die over elkaar schuiven of wagens in de verte. Nooit is het ergens helemaal stil. Tegenover mij zit een man. Het lijkt er op dat ik hem ken. In een vaag verleden is hij mij geweest, al ben ik te laf om dat toe te geven. Straks vraagt hij me of ik hier de liefde ooit zal vinden en terwijl ik voor me uit staar, zal ik hem negeren omdat ik het antwoord wel weet maar niet onder ogen wil zien. Zo zal ik blijven zitten, tot de morgen de zogezegde stilte weer doorbreekt met z’n nietszeggendheid. Onzin als gekraai der dageraad. Een opeenstapeling van mooie woorden tot we alles kapot redeneren, tot de wereld stopt met draaien en iedereen beseft wat ik al jaren volhou. Dat ik, zomaar en zonder reden, in alle bescheidenheid, het aan het rechte eind had.

Brief aan mijn dochter (1)

Dag dochter

Sinds vandaag ben je er. Het is te zeggen: je bent er al langer maar je was tot nu zo’n vaag begrip. Je was ‘de baby’ of beter ‘de scampi’, want vorm noch geslacht had je. Vandaag kwam daar dus verandering in, je bent een meisje. Althans met 95% zekerheid en dat is al wat. Als je ooit met zo’n rapporten naar huis komt, zal ik trots zijn (en niet onterecht). Als je de beslissingen in je leven neemt gebaseerd op 95% zekerheid, dan is dat ook al iets want doorgaans springen we het diepe in wetende dat we misschien wel kunnen zwemmen. Het leven is één grote dieperik, dus 95%, daar kan je al wat mee.

Een meisje dus. Dat betekent dat de voorbije jaren praktijk slechts deels zijn nut zullen bewijzen al zijn we uiteraard gewapend. Het moment dat je je broer leert kennen, zal je dit wel snappen. Dat betekent ook vriendjes, ‘ik wil een piercing’ en vlechtjes. Het betekent zo veel meer dan ik nu maar kan inbeelden. Ik heb dus nog een lange weg te gaan, maar ik niet alleen, jij ook. Begin augustus verwachten we je, dus hebben we nog wat marge. Weet dat ‘op tijd komen’ een mooie eigenschap is die best door veel mensen geapprecieerd wordt, ik geef het je maar mee.

Je broer is er ook klaar voor en ging om die paraatheid kracht bij te zetten dit weekend als een volleerd grote kerel op de pot. (Hij braakte net zoals diezelfde grote kerel in diezelfde pot, maar dat terzijde). Hij vertelde dit weekend dat het ‘zus’ zou worden en bevestigde dit door veelvuldig ‘ja’ te knikken, op het bizarre af zelf. Of hij dit met 95% zekerheid deed, betwijfel ik, maar je moet het hem toegeven: vastberaden is hij wel.

Hoe het ook zij, je bent meer dan welkom,  meer nog dan 95%, al zou ik graag hebben dat je je tijd neemt. Augustus is perfect, dat zul je dan wel merken!

Groei ze, kleine meid!
Uw vader die binnenkort leert vlechten.

Brief aan de schepen van cultuur van Stad Harelbeke

Beste

Negenentwintig minuten en geen minuut langer. Negenentwintig minuten lang heeft de vreugde geduurd. Negenentwintig minuten lang waande ik me schrijver, eentje die gelauwerd, gepubliceerd en op handen gedragen zou worden. Negenentwintig minuten lang beeldde ik me in hoe ik de heersende koningen der Vlaamse letteren al van de troon gestoten had. Ik pende ontroerende woorden neer vol hartstocht en verdoken passie en deelde deze pure intimiteit met uw administratie. Negenentwintig minuten lang ben ik er van overtuigd geweest dat zij er oprecht ontroerd van waren, elkaar even bevestigend aan knikten en als het even kon ook een traantje wegpinkten, al was het maar een kleintje.

Niets is minder waar. Na negenentwintig minuten pure euforie, kwamen de woorden die een symbolisch wig door mijn schrijvershart boorden:

Beste,
Onderstaande mail werd u per vergissing toegestuurd.
Hierbij sturen wij u de rechtzetting. Wij excuseren ons voor deze vergissing.

Geen greintje sympathie. Droge verontschuldigingen moeten m’n tranen drogen. Mijn pen ligt doelloos naast mij op zoek naar een zin in dit leven. Ik ben een gebroken man. Meer kan ik niet zeggen. Niet gelauwerd, noch gepubliceerd. Zelfs een troostprijs kan mijn poëzie niet krijgen, noch troost kon ze brengen.

Gelukkig hebt u nog enkele weken tijd voor de finale uitreiking. Tijd om uw fouten recht te zetten en de pracht van mijn schrijven in te zien. Tijd om de brokken te lijmen. Ik beloof u dat ik het sportief zal opnemen en er met niemand een woord over rep. Over sommige dingen moet niet gepraat worden, fairplay van mijn kant heet dat.

Met de meeste hoogachting en de nodige korrels zout van een toch ietwat groen lachende ik.

Jurgen Holvoet

Brief aan mijn grootmoeder

Dag meter

Wie had er ooit gedacht dat ik je een brief zou schrijven? Ik alleszins niet, het was eenvoudiger gewoon even je deur plat te lopen en zien of de koffie reeds doorliep. Of zo ’s zondags rond 11u wetende dat je barkast vast iets lekkers te bieden had. Het waren kleine tradities die zo gewoon waren maar toch bijzonder, al besef je dat vaak niet. Ze zeggen vaak dat je pas beseft wat je hebt als het er niet meer is. Het is een cliché zo groot als een huis maar het klopt wel. We weten allemaal dat we ooit moeten afscheid nemen, al heb ik dat bij jou nooit gedacht. Je was er altijd en het leek me een evidentie dat dat ook altijd zo zou zijn. Je was de standvastigheid waar we altijd op konden rekenen. Een telefoontje met een vraag of kun je dit en dat en nooit was het antwoord ‘neen’. Je vond altijd wel iets als oplossing voor onze banale problemen. In tijden van crisis bood je me een dak boven het hoofd en een warme maaltijd. Veel uitleg wou je niet, je zorgde gewoon dat er een eenvoudig gerecht op tafel kwam ‘want eten moeten we toch’. Tijd en boterhammen brengen raad, zei je me. Je had vast en zeker gelijk.

Het was gek te moeten beseffen dat het jou was die we deze morgen in de kerk zagen: een kleine urne, een foto en wat bloemen. Meer niet. Ashes to ashes, dust to dust. Ge zijt als ezel geboren en als ezel zult ge sterven. We zijn na de begrafenis tot bij je thuis getrokken, dronken een koffie en praten nog wat na. Over hoe gek je dingen verzamelde. Over hoe pepe vroeger misschien net iets te laat thuiskwam en jij hem opwachtte. Over ‘hinne met rist’ en over die keer dat je weer eens een taart had gebakken waar iets niet aan klopte maar je altijd wel wist wat. Over de zondagen waar we als kind bij je kind aan huis waren. Over je auto met z’n 27 jaar en amper kilometers op de teller. Over die keer dat je gordijntjes in mijn camionette installeerde en bijna uit het geïmproviseerde bed donderde. Over alles en nog wat, met een lach en een traan. Ik ben er zeker van dat we dat de komende dagen, weken en maanden nog wel gaan doen. Tijd en boterhammen. Tijd en boterhammen.

Morgen ‘Hoogdag’, eentje met een halte minder. Het zijn zaken die zullen moeten wennen. Deze zondag trek ik m’n eigen barkast open, meme. Ik zal het glas heffen. Op jou. Op je leven en op al wat je voor ons gedaan hebt. Ik hoop dat je er, waar je ook bent, van mee kan genieten met mensen rond je die je al veel te lang moest missen. Wees maar zeker dat we nog vaak aan je zullen denken!

Tot later, meter. Want als ezel zijn we geboren. En als ezel zullen we sterven.
Jurgen