Paris s’éveille

20120118-182451.jpg
Parijs ontwaakt. Ik was er bij. Die morgen was ik één van hen en liep ik door de groezelige ondergrondse gangen die zij metro noemen. Als een parasiet vermengde ik me tussen de mieren die dagelijks de ondergrondse stad van Parijs bevolken. Daglicht en oogcontact vermijdend. Dit was het Parijs van de Parisiens, ik was een indringer. Een simpele ziel in een stad waar ik zonder problemen zou kunnen verdwalen. Ik ken mijn eigen kwaliteiten.
De Parisiens herkende je zo. Het waren zij die doelbewust door het metrokluwen liepen, groezelige blik naar de grond of hun gsm-scherm. Ze deden gewichtig met hun lederen aktentasjes, overjassen en zonnebrillen zonder zon. Ze lazen stationsromannetjes terwijl de metro zich schokkend een weg door de duisternis baande. Je kon ze zo onderscheiden van de toeristen. Ze toonden geen emotie, ook niet toen de zoveelste straatartiest ‘La vie en rose’ door zijn accordeon joeg. Ik glimlachte en viel zo bijna door de mand.
Het beeld van de Parisiennes daarentegen klopte slechts gedeeltelijk. Een minderheid had lange blonde of zwarte lokken, bloedrode lippen en ellenlange benen. Wel droegen ze veel te korte rokjes. Ik had het koud. De metro was een kille plek. Er waren ook die ‘andere’ Parisiennes: diegene die in de eerste rij stonden toen ze de neuzen uitdeelden, die licht besnord waren met dikke billen in diezelfde korte rokjes. Ze kwamen in alle geuren en kleuren. Ik had het nog steeds koud.
Ik moest de stad in, de hemel zien en deze bodemloze put uit. Het daglicht prikte mijn ogen en nergens rook ik croissants of baguettes. Het romantische Parijs uit mijn dromen bleek een klucht. Ik kwam terecht in een vervuilde stad, waar auto’s zich een weg over de Champs Elyssees kuchen en de Fransen veel te kleine koffies lurken. Wat had ik gedacht toen ik hier kwam? Zou ik hier vinden wat ik zocht? Ik slenterde door de straten, dronk dubbele koffies en maakte foto’s van toeristen die poseerden bij de Arc de Triomphe. Het zijn dingen die je moest doen als nieuwbakken Parisien, althans, dat dacht ik. Niets zou minder waar zijn.
Ik schrok wakker toen mijn trein huiswaarts zijn eindbestemming naderde. Mijn heimat riep me terug en ik luisterde. Met slechts een vage herinnering aan de stad die zijn beloftes nooit zou kunnen waarmaken, was ik dankbaar bijna terug thuis te zijn.