Punt

Het was reeds duister
Toen hij de deur
Achter zich
Dichttrok
De sterrenhemel
Wikkelde hij
Om zich heen
Als een soort
Lappendeken
Dat noch raad
Noch warmte bracht
Slenterend door
De lege stad
Zette hij
Voet voor voet
Een stap
In het ongewisse

Radertjes

image

Het wordt weer een nacht zoals alle andere. Een nacht zoals die van gisteren op die van de dag daarvoor en die van morgen op vandaag lijken zal. Ik zou een boek willen lezen maar weet dat ik dan in een slaap val die ik nooit zal kunnen vatten. Ik zou willen slapen maar weet dat de radertjes mij van de nachtrust weg zullen houden. Ze draaien op volle toeren in een overdovende stilte die mijn vriendin niet kan deren maar mij woelend de nacht inbrengt. Ik krijg het gezelschap van mijn kat die weet dat de nacht voor de dromers is. Dromen zal er vandaag niet inzitten. Enkel wachten op het krieken van de dag en weten dat de nacht die zo lang leek eigenlijk veel te kort was.
Ik kruip maar in bed met mijn ogen dicht. Slapen doe ik morgen wel.

Achter de gordijnen

Ik loop door de straten van mijn dorp. De avond is reeds gevallen en de straatverlichting schemert mijn pad van natte trottoirs en gevallen bladeren. Her en der gaat een rolluik naar beneden of sluiten de gordijnen. Als de avond valt, dan weren we de wereld buiten. Achter onze gordijnen geven we ons niet bloot aan de nacht, althans dat denken we.

Meer nog zijn we spelers in ons eigen schaduwspel, elk vensterraam een nieuw verhaal: er wordt gelachen of gehuild, er wordt geliefkoosd of er wordt geneukt dat het een lieve lust is. Maar ook worden de kleine drama’s buiten gehouden, elk huisje en zijn kruisje. Achter onze gordijnen voelen we ons veilig, want daar ziet niemand wie we echt zijn.

Althans dat denken we. Ik weet intussen wel beter.