Ik had mezelf wijsgemaakt dat het dringend tijd werd nog eens iets te gaan schrijven. Je profileert je als mens die met woorden overweg kan maar maakt die illusie niet meer waar, had ik tegen mezelf gezegd. Dat ik de naam blogger of schrijver helemaal niet waardig was, foeterde ik nog. Ik boog toen neergeslagen m’n hoofd omdat ik wist dat ik gelijk had. Nederigheid door de woorden die maar niet kwamen en de aanblik van het lege blad. De knipperende cursor maakt geen lawaai maar elke knipper doet pijn aan mijn oren. Hij zegt me wat ik wel en niet kan. Maar vooral dat laatste. Knip. Knip. Knip. Vooral dat laatste.
Naast me vertelt Jake Bugg dat hij het allemaal al gezien had. Ik geloof hem helemaal niet. Je kan het nooit allemaal gezien hebben, toch niet in dit leven. Ik drink van mijn koffie en staar door het raam. Schrijven is an sich een eenzame bezigheid. Je bent alleen met de stem in je hoofd en observeert de dingen. Het is maar als je de dingen ziet die er niet zijn en de stem je hoofd vult met geroep, dat het blad zich vult. Knip. Knip. Knip. Maar niet vandaag.
Vandaag schijnt de zon en fluiten de vogeltjes. De dag is al perfect. Ik moet niet proberen hem nog perfecter te maken met woorden die toch niemand leest.