Ze praten. Luidop. En lachen doen ze luidkeels. Ik drink bier en volg het gesprek op de achtergrond. Nu en dan geef ik een, wat mij betreft, gevatte opmerking. Ze zwijgen stil en kijken me vreemd aan. Ik glimlach met één mondhoek en kijk terug naar het scherm van mijn laptop. Gesprekken worden hervat. Ze spuien ideeën en vinden het allemaal goed. Ze vinden het beter en dat misschien nog leuker. Ik bevestig, al doet mijn mening er niet toe. Ik drink bier en vraag me af hoeveel flesjes van het gerstenat nog in mijn koelkast wachten op mijn lippen. Niet genoeg denk ik bij mezelf.
Op het televisietoestel dat indringer probeert te spelen op deze avond, zocht een boer een vrouw. Of hij ze ooit vond, zal voor mij een raadsel blijven. Hoe meer je drinkt, hoe groter de dorst. Hoe langer de avond, hoe gekker de ideeën. Vrouwen zijn vreemde wezens. An sich kunnen ze goed begrijpbaar zijn, soms toch. Samen vormen ze een horde wezens waar je als enige man niets aan kan doen, noch begrijpen. Ze spreken over accessoires, activiteiten en drankverbruik. Ze lachen, knipperen met de balpen die ze in hun handen hebben en concluderen wat ze net hebben afgesproken.
Ik drink bier en de vrijgezellenavond van mijn zus krijgt vorm. Een avond uit de duizend.