De straten lagen er vredig bij. Gedaan met feest in het dorp. De jaarlijkse hoogdagen waren voorbij en al wat ons nog rest is leegte. Verlaten straten, stapels vuilniszakken en vermoeide, slenterende burgers. Dit weekend is het wel anders geweest. Kermis in het dorp betekent feest, meestal groot feest. Zoals het hoort, startten we met een stratenloop ten voordele van het goede doel en eindigden we met een Vlaamse zanger. Elk zichzelf respecterend dorp teert al jaren op deze succesformule. Ook hier.
Terwijl Bart Kaëll vrolijk zijn hits kweelt, lig ik in bed. Koppijn. Toch laat hij me meegenieten van zijn oeuvre. In de dorpskom wonen heeft zo zijn voor – en nadelen. Op zondag was er rommelmarkt en dan heb je twee keuzes in diezelfde dorpskern: je ontvlucht de massa of je doet gezellig mee. Topartikelen hadden we: van oude schrijfmachines over tapijten tot koperen vazen uit verloren gewaande beschavingen. Als echte marktkramers maakten we prijzen voor ons tevreden clienteel en genoten we van de dingen die verdwenen. Minder zweet om alles terug op zolder te krijgen. Een bebaarde Arabier sloft even tevreden weg met 2 tapijten op zijn schouder. Insha’Allah!
Maar nu is het anders. Weg is het plezier, weg is de drank, welkom aan de katers en de ’terug naar het werk’-sfeer. Alles terug naar het gewone. Zelfs de bakkersvrouw is terug. Van een deugddoend verlof vertelt ze, waar ze handdoeken moest leggen om haar ligzetel van ongewenst bezoek te vrijwaren. En dat ze er vroeg bij moest zijn, dat ook.
“2 krokante pistolets”, vraag ik haar, “daar beneden.” Ze glimlacht, bukt zich diep voorover en laat zo zien dat de zon in Tenerife haar welgezind was. Kap’tein, hijs de zeilen. En alles was terug bij het oude.