Ik slenter door het dorp en groet ’s morgens de dingen. Dag ventje op de fiets, dag zon in de lucht, dag auto met je vroem-ploem-ploem. Dag bakkersvrouw in verlof met je rokken zo kort en je rondingen zo bloot. “Voor mij twee ronde krokante pistolets, daar beneden,” mijmer ik en knik je vriendelijk gedag. Je glimlacht zelfzeker en waant je Marilyn Monroe terwijl je zwarte haren waaien in de weinige wind deze ochtend. Je kijkt om, dat weet ik zeker. Gewoon om te kijken of ik je nastaar. Dat doe ik niet, ik heb je al gezien.
Dag kat achter het raam, dag jongetje met de pet-pet-pet. Dag frietkot in de straat. Dag opa met je okselvijvers. Jij zweet, ik zweet, iedereen zweet, allen gelijk voor de wet. Stap voor stap naar de enige bakker die wel nog werkt in het dorp. Brood en spelen, al is het voor dat laatste te warm. Ik knik je vriendelijk gedag terwijl ik je met iets stevigere tred inhaal. Ik stap-stap-stapperdestap.
Dag vogel in de lucht. Dag priester in je kerk met je klokken bim-bam-bom. Dag zebra op straat, bedankt dat je me overlaat. Dag bakkersvrouw aan het werk, met je nachten te kort en je haren te lang. Wakkere bakker, warme bakker, snikheet, sakker sakker. “Voor mij twee ronde krokante pistolets, daar beneden,” mijmer ik en bestel chocoladekoeken en een brood dat ik vandaag veel te duur betaal. Bedankt bakker, dag bakker, tot straks bakker.
Op de terugweg zwijg ik en staar ik naar de grond. Ik haast me naar huis waar ik verder de dag uitzweet. Vrolijker moet het vandaag ook niet worden. Daar is het te warm voor.