Na eenentwintig jaren in zijn leven, maakte hij een testament op van zijn jeugd. Zelf zit ik een drietal jaar verder, maar ben op het punt gekomen waar ook ik dat testament op maak. Vierentwintig lentes, zomers, herfsten en winters ver ben ik gekomen om op dit punt halt te houden en terug te kijken. Wetende dat dit moment er al een hele tijd zit aan te komen, maar bang om het moment op zich aan te vangen. Bang om stil te staan en terug te zien omdat je misschien zal beseffen dat je in die vierentwintig jaar waarin je bestaat misschien net iets te weinig hebt neergezet of achtergelaten dat het noemen waard is of dat ooit zal zijn. En toch ben ik er klaar voor.
Ik neem een stoel en ga zitten, met mijn rug naar het verleden toe. Een verlossende zucht wacht diep in mijn longen op een opwaartse beweging. Maar niet vooraleer ik eens smerig hoest, zucht ik. Het is zover, maak ik mezelf wijs en sta op. Ik zet me terug op de stoel, maar omgekeerd. Met mijn borstkas leun ik tegen de leuning, kruis mijn armen en leg ze bang over diezelfde leuning heen en steun mijn hoofd op mijn armen. Terwijl ik mijn ogen open, vraag ik me af wat ik hier zal aantreffen, hier op dit punt in mijn leven, waarop ik achterom kijk.
Mooi, denk ik bij mezelf, vierentwintig jaar en dit heb je achter gelaten. Wat een prachtig allegaartje herinneringen, bepeinzingen en krachtproeven. Maar vooral wat een ravage. Wat een gore boel aan mislukkingen, verkeerde keuzes en stommiteiten. Ik glimlach omdat ik wist wat ik te zien ging krijgen en nu ik het eindelijk voor ogen krijg, is het aanzien er van zo moeilijk te vatten dat een simpele glimlach misschien het beste is wat ik op dit moment kan doen.
Ben ik hier echt trots op, vraag ik me af. Is dit het? Vierentwintig en een mislukt huwelijk, verloren liefdes, domme beslissingen en achterlijke stoten. En daar zit ik dan, als een halve idioot te kijken naar wat ik hier achtergelaten heb. Soms denk ik dat ik er misschien beter niet meer zou zijn, als ik zo om kijk. Maar die gedachte houdt in dat mensen mij enkel zouden herinneren als dit hoopje wat ik hier aanschouw en die gedachte maakt mij nog triester dan ik op dit eigenste moment misschien wel ben. Als ik iets positiever ingesteld ben, blijf ik hier nog wat liever op deze aardkloot, zo krijg ik ook de mogelijkheid om iets aan dit zootje te doen, het heft weer in eigen handen pakken, de koe bij de horens vatten en kogels door diverse kerken heen jagen!
Mooi, zullen anderen zeggen. Heb je dat helemaal alleen gedaan, J.H., zullen ze vragen. En ja hoor, helemaal alleen heb ik dit leventje doorsparteld om alles op een hoopje hier aan te schouwen en bij mezelf te denken dat ik eigenlijk wel blij ben dat ik dit allemaal heb meegemaakt, hoe smerig het hoopje ook mag uitschijnen als je het zo voor de eerste keer tot jezelf neemt.
‘Als een warrig bureau staat voor een warrige geest, voor wat staat een leeg bureau dan?’ Ik klopte mijn goede vriend Albert op de schouders en met deze uitspraak in gedachte stond ik op, en ging ik rommelen in de warrigheid van mijn bestaan. Een mooi klassement aan herinneringen zou ik proberen op te bouwen: alles mooi in schuiven wat in schuiven hoort, alles mooi op het rek wat daar hoort en liefst van al alfabetisch en chronologisch geklasseerd. Een pareltje aan geklasseerde herinneringen en ervaringen, waar elk zinnig mens trots op zou zijn. Ik begon met het samenrapen van alle mooie jeugdsentimenten en zette ze mooi tegen de muur, eerste de grote lijnen klasseren, dan het fijne klassement. Puberverhalen raapte ik op en stapelde ze mooi opeen op een hoopje. En hoe verder ik ging, hoe meer vrolijke gedachten ik tegen het lijf liep, maar ook de hele smerigheid van mijn bestaan kwam ik tegen, hier in dit hoopje wat ik mijn leven noem. Vermoeid nam ik terug plaats op mijn stoel en nam alles nogmaals in ogenschouw.
Onnozelaar, dacht ik bij mezelf.
Mooi klassement. Om heel trots op te worden.
Onnozelaar!
Ik stond op en als een razende ging ik tekeer om mijn jeugdsentimenten overhoop te gooien, kalverliefdes vermengde ik terug onder het hoopje puberverhalen. En als dat niet genoeg was trapte ik ook nog eens de recente geschiedenis door het hoopje.
Tevreden als ik was, nam ik nog eens het hoopje ongeregeld in ogenschouw. Opgeruimd staat netjes. Ik ging terug op de stoel zitten en besefte dat al dat uitmesten van je eigen verleden soms wel deugd kan doen. Maar daarom hoeft niet alles op orde te staan. Het doet zoveel meer deugd van tijd tot tijd plaats te nemen op een stoel en losweg herinneringen uit de hele stapel los te peuteren, ze te bekijken en terug op de hoop te gooien. Sommige neem je maar even vast, sommige wat langer. Maar allemaal neem je ze ooit vast, allemaal bekijk je ze even en gooi je ze terug bij de rest. En de herinneringen die je vaker vastneemt, krijgen op den duur een plaatsje waar je ze gemakkelijk terug vindt. Maar de mooiste momenten zijn de momenten waarin je in je hoopje begint te snuisteren en plots dat ene moment vasthebt, waarvan je denkt: he, lang geleden. Waarna je glimlachend even gaat zitten, om het verhaal wat er aan vasthangt nog eens even intens te beleven.
Opgeruimd staat netjes. Moe maar voldaan zat ik terug op mijn stoeltje en draaide mijn verleden nog maar even de rug toe. Ik dacht dat ik hier klaar voor was, maar dat ben je nooit en tot dat besef was ook ik weer vandaag gekomen. Misschien begin ik morgen nog eens opnieuw, maar niet vandaag.