Ik hield haar in een doosje en gaf haar elke dag water. Soms zoet, soms zout. Het was de bedoeling dat ze op een bepaalde dag een mooie zeemeermin zou worden. En dat ik daar dan een aandeel in had gehad. Dat ze open bloeide tot de waternimf die ze altijd al bedoeld was te zijn. Als het mooi weer was, gingen we geregeld naar zee. Dan slofte ik door het zand dat ik zo haat en liet haar zwemmen in het ruime sop. Als de zon onder ging, keken we samen naar de bloedrode bol die verdween aan de horizon en stopte ik ze terug in het doosje.
In de zomer zochten we de kust niet op. Ze had een hekel aan mensen in foute strandkledij, en ik ook. De drukte van de toeristische zomer was niet aan ons besteed. Elke dag een beetje water in het doosje en zo geschiedde.
Tot dit jaar.
We gingen niet naar zee.
Ze stierf in de grote droogte van 2018.