Applaus

20120322-162526.jpg
Het raampje waar ik door tuur, bevriest langzaam maar zeker. Ik probeer kalm te blijven, zo doet de rest het ook. Onder mij schilderen de besneeuwde bergtoppen zich af als pluizige vlekken verbonden door onverklaarbare rechte witte lijnen. Ik gok op besneeuwde wegen. Naast mij slapen de vrouwen knikkebollend de ontbrekende rest van hun nacht weg. Mond open, mond dicht, de diversiteit aan slaapgewoonten is boeiend. Slapen kan ik niet. Door de overdaad aan beenruimte zit ik dubbelgevouwen achter de stoel van mijn medepassagiers. Ik drink koffie die ik duur betaalde. Jim Carrey speelt met pinguins en de tijd tikt langzaam maar zeker verder. Observeren is de kunst van het bezighouden. Kijken naar wat er gebeurt om zo de niet van verveling een eenzame en hoge dood te sterven.
Onze piloot heeft een naam waarvan ik de voornaam niet van de familienaam kan onderscheiden en toch zal ik straks voor hem applaudiseren. Hij die dit tonnenzware gevaarte met veel gemak de lucht in en terug op de grond kreeg. Hij verdient dat. Ook zal ik een beetje applaudiseren omdat het hoort, de traditie en zo. Ik hou daar wel van. Bovendien is het mooi weer, daar word een mens vrolijk van.
Straks zal ik alcohol drinken, dat vind ik ook traditie. Aankomen en blij zijn. Lokaal gerstenat proeven en hopen dat het te drinken valt. We zijn verwend en veel gewoon. Ook zal ik zitten en kijken. Tijd verdoen om tijd te verdoen, observeren als ultieme bezigheidstherapie.
Maar eerst applaudiseren. Mijn god, wat hoop ik dat ik straks mag applaudiseren.