Brief aan mijn zoon (5)

Dag Raf

Je wordt deze week zes weken. Dat is niet zo veel en toch lijkt het heel wat. Al zes weken lang probeer ik een goede vader voor je te zijn: ik geef je de fles, ververs je pampers, neem je op de arm als je huilt en ik dans met je op Pearl Jam. Al zes weken lang probeer ik een plaatsje in je leven te veroveren, net zoals jij al zes weken lang probeert te aarden op deze wereldbol. Het moet de grootste uitdaging in je leven zijn. Al zes weken denk ik dat het me best lukt, dat mijn evaluatie na de proefperiode positief zal zijn en een verlening van mijn contract in het verschiet zit.

Enkel ’s nachts zou het nog wat beter kunnen. Ik heb namelijk last van een medische aandoening die men ‘selectieve doofheid’ noemt. Je krijst, huilt, snikt en ik slaap rustig verder. De babyfoondoofheid is een fenomeen waar veel vaders last van hebben, schijnt het. Een collega van me had gezegd dat ik het drie nachten goed zou doen. “Trois nuits,” zei hij. Een week later kwam de vraag: “Tu dors bien?”. “Oui, je dors bien, merci,” had ik hem gezegd. De drie nachten waren voorbij. Gelukkig is je moeder er overdag en zeker ook ’s nachts. Het kleinste kikje heeft ze gehoord, als een nachtwaker bewaakt ze de schat die jij bent. Enkel in crisissen spring ik bij, dan weet ze me te roepen op een toonhoogte die zij al kent maar die jij nog leren moet. Zij is Batman, ik ben haar Robin, haar sous-chef in tijden van nood. ’s Nachts sluipt ze door Gotham City, om je van het kwaad en onze poes te behoeden.

Overdag sta ik echter wel mijn mannetje. Dan ben ik de Superman die de strijd met de Lex Luthor snotneuzen in je kleine neus aan gaat. Het is een verwoede strijd waar Batman forfait voor geeft. Even voel ik me belangrijk, ook al denk jij er het jouwe van. Als de strijd gestreden is, adem je diep in: zuiver , frisse lucht, de schoonheid van het leven. Je lacht.
Snuif maar veel van dat leven op, er is zoveel te beleven.

Tot later
Superman
(en Robin)