Gisteren deed ik boodschappen. Dat gebeurt niet zo vaak, maar als het gebeurd dat ik mijn vriendin vergezel, dan ben ik meestal chauffeur. Ik rij graag met de auto en het is mijn steentje dat ik bijdraag. Parkeren doe ik dan ook, ik vind dat niet meer dan normaal. Er waren nog 2 parkeerplaatsen vrij dicht bij de ingang van de supermarkt: een gewone plaats en een plaats voor mensen met een parkeerkaart. Je weet wel zo’n blauw vak met een rolstoel op geschilderd, je kan er niet naast kijken. Ik parkeer dus op de gewone parkeerplek en vind dat wederom niet meer dan normaal.
Na het winkelen en tijdens het inladen, merk ik dat naast onze wagen een andere geparkeerd staat. Schuin in het vak gereden, Mercedes, blauw parkeervak, het moest duidelijk snel gaan. An sich ben ik vrij voor rechtvaardigheid, vooral als het over parkeren op blauwe vakken gaat. En nog meer als je geen parkeerkaart liggen hebt. Mijn bloed kookt, door het weer en het asociale gedrag van de Mercedes-rijder. Als u mijn parkeerplaats neemt, neem dan ook mijn handicap, weet je wel?
Toen ik wegreed, zag ik een dame haar Mercedes vullen met Jupilerblikken. Honderden Jupilerblikken. Dorstig weer, bierpromotie, u vult zelf wel aan. Zou ik stoppen en wijzen op het onrecht, zeggen dat er 10 m verder nog meer parking is, dat ze moet rekening houden met anderen en dat ze niet moet denken omdat ze met een Mercedes rijdt dat ze zich alles kan permitteren? Van terecht tot kortzichtig, in 10 seconden, ik kan het allemaal.
Nee, dacht ik bij mezelf, rij verder en laat het. Alcoholiekers hebben ook een beperking, al is daar nog geen parkeerkaart voor.