Lust

Ze was mijn metgezellin op een avond die de onze had kunnen worden. We ontmoetten elkaar onder het oog van de maan. Beiden gehuld in eenzaamheid, verlekkerd op chateau’s en ik op haar. Ik keek haar donkere ogen aan en vroeg me af of zij ooit zou zien wat het zou kunnen worden. Onze toekomst door rood van wijn en zwart van verlangen. We praatten. Toen nog wel. Praten over vroeger en nu. Over onze toekomst, over de geur van haar parfum en de kleur van haar lippen.
Ze was mijn vleesgeworden ware. De fijne vleesware in mijn honger naar de hartstocht. De nacht zou raad brengen. De rokerige pianoriedeltjes in de loungebar van het hotel zouden mijn doel ondersteunen. Met haar zou ik de nacht doorbrengen. Althans, dat was het plan.
“Zo, ik ga slapen,” geeuwde ze toen ze haar lege wijnglas op de bar neerzette.

Boem, paukenslag. Het plan, de duigen.

“De liefde mislopen,” zuchtte ik, “je maakt het me moeilijk.”

“Het is niet de liefde, maar het leven dat het je moeilijk maakt,” grijnsde ze en vertrok.

“Met slechts één letter verschil, maakt de liefde het leven niet tot last.”

Ze keek om, een glimlach verscheen op haar lippen.
Ze aarzelde en ik wist dat ik deze nacht niet alleen zou zijn.