De man van het internet

Ik zat vorige week in een vergadering. An sich niet zo speciaal, dat gebeurt wel vaker. Aan tafel zaten wat onbekende gezichten, dus was het belangrijk dat we elkaar leerden kennen, we zouden uiteindelijk eind van dit jaar samen toneel spelen. Dat schept een band en daarvoor hoor je elkaar te kennen.

“Kennen jullie Jurgen?” vroeg de regisseur.

Enkelen schudden het hoofd. Nieuwe gezichten kennen mij niet. Ik ken de nieuwe gezichten (nog) niet. Alles met tijd, boterhammen en een Duveltje aan € 1,50.

“Zitten jullie op internet?” vulde diezelfde regisseur zijn vraag aan. De nieuwe gezichten knikten bevestigend. “Dan kan het niet zijn dat jullie Jurgen niet kennen. Want Jurgen, die zit op het internet en doet daar van alles. Vertel eens, Jurgen.”
Het woord aan mij gegeven.

De verstomming sloeg mij. Werd ik hier gebombardeerd tot mens van het internet, alsof dat tegenwoordig een unicum is? Iedereen zit toch op het internet? Iedereen woont toch in zijn dorp en online?

“Ik ben Jurgen en speel al enkele jaren voor Gregorius,” stamelde ik, “en ik euh, ja, ik doe inderdaad iets op het internet.” Ik wist niet goed wat te zeggen. Het voelde alsof ik iets te bekennen had. Ja, ik was voor het werk wel vaak online te vinden. Ook privé ben ik wel een online mens. Maar ik kom echt helemaal niet uit de toekomst en vind wat ik doe best wel heel normaal.

De nieuwe gezichten keken me wat verward aan. Mijn grote mond van daarnet werd door deze vraag wat gesnoerd. “Ik vind het wel allemaal wat vreemd,” vulde ik aan, “iedereen zit toch online?!” De nieuwe gezichten knikten alsof ze begrip wilden tonen en het gesprek ging naar de volgende deelnemer aan tafel.

Ik nipte aan mijn Duvel en besloot de nieuwe gezichten na de vergadering een Facebook-verzoek te sturen. Iedereen is van het internet en het internet is van iedereen. The Scene nog aan toe!

Gelovige Thomas

De bel gaat.

‘Goeiemiddag meneer, ik ben Thomas.’

Dag Thomas.

‘U kent mij niet, maar ik doe vrijwilligerswerk.’

Mooi zo.

‘Ik ga van deur tot deur om te vertellen over een boek.’

Och god, zo één.

‘Maar ik weet niet, meneer, of dat nog van toepassing is voor u. Het is namelijk een oud boek. De Bijbel. Zou u wat tijd hebben om eens daarover te praten, meneer?’

Nee, Thomas, vandaag niet. Misschien een andere keer.

‘Mag ik dan wel een briefje in uw brievenbus steken, meneer?’

Dat mag je, Thomas. Het is de bovenste.

‘Prettige dag’

Tot de volgende Thomas. Ik weet nu dat je komt en zal jouw komst voorbereiden. Ik zal je met open armen ontvangen, dat wel. Ik ben een aimabele mens op dat vlak en hou van oeverloos discussiëren, vooral over zinloze zaken als zingeving. Ik speel graag met woorden en zal je kop gek maken met dubbelzinnigheden. Voor de gelegenheid zet ik een streepje muziek op, om het gezellig te maken. Slayer met God Hates Us All, een prachtig schijfje achtergrondmuziek. Misschien moet je wel even slikken als je Tom Araya ‘I keep the Bible in a pool of blood so that none of it’s lies would affect me’ hoort schreeuwen.

Dat begrijp ik en zal je dan ook een glaasje aanbieden om te bekomen. Ik zal echter enkel Duvel in huis hebben. Want praten bij een biertje is toch leuker, hé Thomas? Als je om een glas water vraagt, zal ik grappen ‘He, Thomas, water, de vissen poepen daar in!’. Je zal ongetwijfeld ongemakkelijk wegkijken. De Playboys & Hustlers die ik voor de gelegenheid gekocht heb en op de salontafel gedeponeerd heb, zal je dan hopelijk opmerken. Ik moffel ze vlug weg en knipoog naar je. En dan gaan we gezellig praten. Over dat boek waar je het over wou hebben. Allemaal gezellig en zo. Misschien haal ik de waterpijp boven en maak ik grapjes over pijpen. ‘He, pijpen, weet je wel, Thomas!’ Ik zal dan pijp lurken en billenkletsen en lachen en Duvel drinken en Slayerachtergrondmuziek luisteren. Het wordt een dolle middag, Thomas, ik kan het je nu al verzekeren!

Dag, Thomas. Tot de volgende, Thomas.