Regenpijpen

Het was die avond stil aan tafel bij de familie Vancompernolle.

Christine Vancompernolle betrapte haar man Christian Vancompernolle net terwijl hij de onzedige toer op ging met zijn secretaresse Lesley-Ann. Ze slikte net het laatste beetje door toen de deur plots openging. Terwijl Lesley-Ann in de ogen van Christine keek, veegde ze haar mond proper. Schutter van dienst Christian Vancompernolle stond voor de gelegenheid met zijn mond vol tanden en zijn broek niet langer vol goesting.

Een akelige stilte was het gevolg.

‘Awel,’ riep Christine na een tijdje..

‘Het is niet wat je denkt,’ mompelde Christian terwijl hij zichzelf fatsoeneerde. “Compernolleke met zijn karakolleke” was vroeger een lapnaam die hij tegen wil en dank van zijn medeploeggenoten had gekregen. Christian was indertijd rechts bak bij “FC Beter een gat in de lucht dan een stuk uit ons pelouze”. Uiteraard was deze naam voor de truitjes en uitslagen in het lokale weekblad te lang, waardoor deze werd afgekort naar FC BEGIDLDESUOP. Een naam die veel beter in de mond lag. Een uitdrukking die Lesley-Ann kon beamen.

Uiteraard was het wel wat ze dacht en na veel vijven en zessen, werd nooit aan een zeven geraakt maar droop iedereen af. Lesley-Ann trok huiswaarts omdat ze de volgende dag nog moest werken. Als secretaresse van de firma Vancompernolle BVBA, uw specialist in regenpijpen, had ze de volgende dag weer de belangrijke taak koffie te voorzien en de zaakvoerder Christian op zijn wenken te bedienen. Lesley-Ann bleek zeer gedreven en bedreven in haar werk en wist ook iets af van regen en pijpen, een kwaliteit die zorgde dat ze onmiddellijk aan de slag kon bij de BVBA.

Christian en Christine reden samen naar huis. Relatietherapie voor dummies.

In de korte rit van firma naar huis werd geen woord gezegd. De familie Vancompernolle woonde dan ook naast de firma, wat bij familiebedrijven wel vaker voorkomt. Zo kon de schuinpijperij van Compernollekes karakolleke wel makkelijk betrapt worden. “Alles in het leven heeft zijn negatieve kant,” dacht Christian, “schijten zonder je gat af te vegen, koken zonder afwassen, douchen zonder je af te drogen, het lukt ons niet. In de pijpensector moest het er eens van komen…”

Eenmaal aangekomen ten huize Vancompernolle, ging de familie met hun oudste en enige zoon aan tafel. Varkensgebraad met aardappeltjes en een gestoofd prinsessenboontje, het feestmaal van de dag.

“En pa, hoe was het vandaag in de pijpen?” vroeg zoonlief ludiek.
“Een dag zoals alle andere,” antwoordde Christian Vancompernolle, “en morgen meer van hetzelfde”.

Christine nam nog wat zout, om de bittere smaak van het gesprek te verbergen.

Begluurd

Wij hebben twee toiletten. Het is een luxe als een ander. Iedereen heeft tegenwoordig twee toiletten: eentje boven en als het ook even kan, eentje beneden. Een gastentoilet zeg maar.

Meestal is het ook zo dat het gastentoilet het toilet is dat voorzien is van alle nodige tierlantijntjes: klein lavabootje waar je je handen wassen kan want toiletpapier is niet altijd even dik, hangertje met handdoekje want met natte handen denkt iedereen dat je op je handen piste en een schattig maar o zo nuttig vuilnisbakje voor al wat je niet doorspoelen kan. De tweede pot is de pot die zich in de badkamer bevindt: schijten naast je bad, ik heb het altijd al een vreemde bezigheid gevonden. Nu zij het zo en is het ingeburgerd als de pest. Enkel indien je je van plaats vergist, zit je met de gebakken peren. Een opmerking die spreekwoordelijk van de pot gerukt is.

Bij ons is het ook zo dat we een warm en een koud toilet hebben. Ons gastentoilet is blijkbaar niet voorzien van de vloerverwarming die overal elders wel te vinden is. Het is ook zo dat de winterdagen voor de deur staan, zoniet al aanwezig zijn en ik dus ons warme toilet verkies. Een toilet dat zich in de badkamer bevindt: naast ons bad en niets iets verder van onze douche af. Missen is mogelijk, maar vermijdbaar. Ook is dat toilet voorzien van een groot schuifraam en een klein terrasje. Een zeer leuke extraatje voor een badkamer, maar toch een tikkeltje vreemd als je op de pot zit. Je geniet er van een mooi uitzicht, kijkt over verschillende daken heen en ziet de vogeltjes welgezind door de lucht fladderen.

De dagen worden korter, dus gebeurt het wel eens dat ik bij het vallen van de nacht mijn teergeliefde warme toilet opzoek. Wel zie je dan geen reet. Enkel de nacht die gevallen is, daar in mijn warme toilet met zijn veel te grote raam. Dan zie je de straatverlichting van het kleine wegje dat achter ons huis loopt, de lichten op de slaapkamers in het dorp en de sterren die fonkelen aan de hemel. Een mooi tafereeltje, rustig op die pot van ons.

Maar één vraag komt telkens terug in mijn hoofd: zouden ze me hier zien zitten? Als ik hen zie, zien zij mij dan ook? Zit ik hier niet in een grote lichtbak in de duisternis van de nacht mijn gevoeg te doen? Vraagt die achterbuur zich niet af of ik aan chronische diaree lijdt omdat ik hier weeral zo lang zit. Want ik neem er mijn tijd voor, echt waar.

Het is daarom dat ik als ik rechtsta, mijn broek van mijn enkels weer omhoog trek, ik heel even blijf staan. De duisternis inkijk, buig en zwaai naar mijn onzichtbare publiek. Hopelijk hebt u er van genoten, van mijn grimassen bij het boetseren van een bruine vriend, van mijn opluchtingen bij verlossingen of van mijn concerto’s in mijn akoestische pot.
Morgen ben ik er terug, lieve fans.

Zelfde tijd, zelfde plaats.

Videofoon

Na een zachte zoen trekt ze de deur achter zich dicht en gaat ze de trap af. Een gebeuren waarmee ze mij alleen achter laat in een appartement dat plots groter lijkt te zijn dan ik het had durven denken. Ik steek nog even de videofoon aan waardoor ik ze in een vlucht nog even zie voorbijlopen en ruik gelijk haar zachte zeemzoete geur, die zich als een recente herinnering in mijn neus nestelde.

In de zetel zit ik, samen met de kat, die zacht haar kopje op mijn schoot te rusten legt. Ik heb zin in koffie maar kan het harig monstertje toch niet uit haar slaap wekken. Ze is zo lief meneer. Ik adem nog even diep in en ruik de Miss Dior die zich om haar lichaam wentelde, speels door de lucht fladderde en stiekem via mijn neus zich een plaatsje in mijn lijf toe-eigende. Haar geur is hier. Hier in deze zetel, waar ze gisteren zo lief lag te slapen. Maar ook hier, in mijn neus, mijn lijf, mijn kop, mijn brein. Een geur die ik nooit vergeten kan en zal. Schoonheid uit een flesje, ik zal ze herkennen. Altijd en overal.

Ik heb het gehad met zitten en schuif de kat zacht opzij. Koffie wil ik en koffie zal ik. Terwijl ik koffie zet, volgt de kat me trouw richting de keuken. Aan het venster kijkt ze hoe enkele politieagenten hun combi parkeren en boetes beginnen uit te schrijven. Hier wordt niet geparkeerd, want koersen zullen wij. Vlaanderen vakantieland. Vlaanderen fietsland. Amen.

Ik duw Monza in het grijze cd-spelertje dat sinds enkele weken zijn vaste plaats heeft op het salontafeltje in de keuken. Structuur hebben wij. Stijn Meuris kweelt over naïviteit en het loslaten van God. Ik geloof niet na vandaag, want er was ook niets. De ogen van Jenny doen me denken aan de ogen van haar en ik stap vlug op de videofoon af. Een korte duw op de knop confronteert me met wat geparkeerde auto’s, maar geen beeld van haar. Ze trok de deur achter zich dicht. Het beeld op het kleine zwart-wit schermpje flitst uit en ik sluit mijn ogen. In gedachten streel ik haar wang, streel ik haar door haar haren en kijk ik in haar ogen. Die ogen die me ontleden in alles wat ik doe, die ogen van haar die stralen als ze mij gek ziet doen. Die ogen die duidelijk laten merken als ik over grenzen ga. Die oogjes waar je duidelijk ziet dat ze moetjes is. Slapie doen. Ja, inderdaad, straks, maar nu even nog niet, laat me nog even kijken, ruiken, voelen, zijn.

De koffie is lekker, maar niet zo lekker als ik zou willen. Mannen in fluo-jasjes wijzen verloren gereden bestuurders de weg. Zonder GPS is het leven sowieso spannender. Ik rij graag verloren, maar dan echt hopeloos verloren. De weg zonder doel, maar een reis om de reis zelf. Wegen verkennen waar geen mens ooit kwam en waar de lokale bevolking vreemd kijkt, als ik rondtuf door hun straten en wegen.

Een auto vertraagt. Zou ze er al terug zijn? Ik stommel door de woonkamer en duw het knopje van de videofoon zacht in. Het beeld vormt zich aarzelend. Het enige wat ik zie zijn nog enkele geparkeerde auto in de straat. Enkele, niet veel meer. Jan met de kepie voert zijn job naar behoren uit. Zijn oversten zullen tevreden zijn, zijn medemens zal hem een lul vinden. Het zijn zotten die werken, en dat op zaterdag. Vlaanderen boven.

Terug in de keuken zie ik gehakte peterselie staan. Hij vergezelt een kookboek waar ze deze morgen stiekem in zat te bladeren. De liefde van de man gaat door de maag. Alleszins door die van mij. God zij gezegend. Vlaanderen Bourgondisch. Ik hoor een sirene en ga met mijn kop koffie aan het raam staan. Een dikke agent kruipt uit zijn wagen en laat zijn sirene aanstaan. Nog één foutgeparkeerde wagen in de hele straat. Maar geen eigenaar te bespeuren. De agent kijkt op en ziet mij staan. Zeker denkt hij dat het vehikel voor de deur er eentje van mij is. Niets van. Glunderend kijk ik hem aan en blijf koffie slurpen. Lul.
Ik vervang Meuris door Cobain. Beter uitbranden dan wegkwijnen, denk ik bij mezelf. De agent geeft het op, kruipt in zijn witte Volkswagen Passat en druipt af. Twee minuten later wordt de wagen verplaatst door de eigenaar. Victorie. Vlaanderen Politiestaat.

In de keuken staar ik voor me uit, slurpend aan koffie. Staren. Slurpen. Staren en slurpen. En nog meer staren en nog meer slurpen. Zou ze? Misschien. Of is het nog te vroeg? De videofoon vertelt me niets meer, maar wel een stuk minder. Een lege straat en Dos Cervezas, gevolgd door een handvol wielrijders. God hebbe hun ziel, de brave poginkjes tot Flandrien. Gestommel in de gang. Voetstappen op de trap. Dan toch? Ik doe alsof er niets aan de hand is, maar net als de kat zou ik haar om het lijf willen vliegen. Ze sukkelt met zakken die ze neerploft op de keukentafel. Ik volg haar, kus haar zacht in de nek en fluister: Ik zie je graag.

Zij mij ook. Ze brengt me zichzelf. En de boodschappen.

Haar beste vriend

Ze had die avond weer te veel gedronken en met haar zwoele lippen probeerde ze menig man te kussen. Ik stond er als vanouds weer bij en keek er naar. Ze had me tot beste vriend gedoopt en met deze titel stond ik net iets nuchterder aan haar zijde. Want goed als ik was, zorgde ik voor haar. Dat is wat beste vrienden doen. De sangria en witte wijn vloeide die avond rijkelijk, maar ik wist niet zeker in welke richting. Stroomafwaarts zou men denken, vandaar dat ik ook geregeld een sanitaire stop inlaste. Zo ben je tenminste zeker van je stuk en bega je geen genante ongelukjes.

We dronken dat het een lieve lust was: alles waar we onze handen aan konden krijgen, zetten we aan onze lippen. Zij aan haar rode zwoele exemplaren, ik aan die van mij. Ik keek haar aan terwijl ze glas na glas verzette en dacht bij mezelf dat ik eigenlijk wel heel vereerd was geweest met de titel ‘Mijn beste vriend’. Het had me op dat moment zelfs wat schaamrood op de wangen getoverd en een klein traantje baande zich toen een weg naar buiten, maar door middel van een kort handgebaar had ik het mooi afgewimpeld en terstond mijn stoere mannelijkheid behouden. Echte mannen huilen niet, zo schijnt de fabel te vertellen.

Samen zouden we die nacht nog doorbrengen, glaasje na glaasje, danspasje na danspasje, zwoele kus na zwoele kus. Zij daar, ik hier, aan haar zijde maar toch niet helemaal, kijkend, zorgend en er naar uitzien dat ze toch geen domme stoten uithaalde. Dat schijn je nu eenmaal te doen als beste vriend. Want menig mannenlip of ongeschoren kaak werd gekust. En ik stond erbij en keek er naar, stiekem wensend dat ze mij die avond ook niet zou vergeten.

Vele mensen worden zat, stomdronken, gewelddadig of geil na rijkelijk alcoholmisbruik. Zij niet, ze had nood aan liefde en schreeuwde het ook uit. Zie mij graag, weerklonk het boven het helse kabaal van wat mensen tegenwoordig muziek noemen. Ik was meegegaan met haar, omdat ik haar beste vriend was. Dat schijn je nu eenmaal te doen. Die avond wou ik haar graag zien, maar dat zou de grenzen van een beste vriendschap overschrijden en dat schijn je dan niet te mogen doen. De grenzen van het menselijke samenleven zijn duidelijk afgebakend en hoor je niet te overschrijden. Doe je het wel dan zijn de gevolgen niet om aan te zien.

Voor mij liep de avond op zijn einde en na een laatste glas spoorde ik haar aan mij te volgen. Doorgaans kan het me niet schelen wat mensen doen, maar haar had ik die avond graag veilig zien thuiskomen. Veilig en alleen, waar geen mannelijk hormoon van haar jonge vrouwelijkheid misbruik zou kunnen maken. Want drank in de man, wijsheid in de kan. Er bestaat geen vrouwelijke versie van dit spreekwoord, omdat het toch nooit te rijmen valt.

Die avond stak ik haar fiets in de koffer van mijn wagen en bracht haar naar huis. Straatje na straatje, minuut na minuut, een gezellig samenzijn dat langzaam maar zeker op zijn einde liep. Ik parkeerde mijn wagen voor haar deur en prutste heel voorzichtig, doch veel te luidruchtig op dit uur haar fiets uit de wagen. Zij stond een beetje vermoeid en verdwaasd op het trottoir me aan te staren met een stiekeme glimlach op die lippen van haar. Toen ik dichterbij kwam, de moed bijeen raapte en haar een goedenacht wou kussen, liep ze naar binnen.

Ik was haar achterna gelopen en even later hield ik haar haar uit de toiletpot, terwijl zij haar maaginhoud nog eens begroette. Ik was haar beste vriend en die nacht zou daar geen verandering in komen.

Bescheten commissies

Terwijl ik fecaliën producerend, de Goedele van deze maand ter hand, een artikel over scatologie lees, bedenkt mijn brein wat voor zieke geesten deze wereld herbergt. Ook ik geniet er van om mijn zaakje te dumpen, maar laat het dan even zijn waar het hoort. Hoe liefdevol kan het zijn om in iemands bek te schijten, ik vraag het me werkelijk af. Nu goed, we moeten elkaar maar lekker laten doen wat we graag doen. Ook ik heb mijn kanten waar anderen van denken: ‘Nou, tjah, wel, euhm, allez…’

Het zal me in dat opzicht ook worst wezen wat het gepeupel van me denkt, laat staan dat ik het me zou aantrekken dat ze er infantiele verzinsels rond opbouwen en de wereld insturen. Wel moet ik zeggen dat ik deze mensen een kans wil geven. Een kans om hun ideeën met me te delen, zodat ik deze fantasieën kan weerleggen, of ze bevestigen, wat uiteraard ook kan. Een hoekje min of meer kan ik wel missen en doe ik soms ook: ik ben dan ook de laatste om de eerste steen te gooien, maar laat me dan wel de eerste zijn om de laatste steen te gooien.

Alles bij elkaar zijn deze wezens ook de slechtste niet: het mankeert hen slechts aan logisch en gezond verstand, aan de kennis om hun eigen veters te knopen en aan de kunde om een A4’tje vol te schrijven zonder taalfouten. Ze zijn dan ook makkelijk te herkennen: sportschoenen in allerhande geuren en kleuren met een velcrosluiting, bij keren te veel metaal door hun hoofd en zelf soms kapsels waarvan een doorsnee punker denkt: Wel, nu moet je ook niet gaan overdrijven! Als ze gehaast zijn, zou hen wel eens durven overkomen dat ze nog een stukje stront tussen de tanden hebben zitten, want ze houden er doorgaans ook vreemde hobby’s op na. Uiteraard veroordeel ik hier niemand, maar ik prefereer mijn tijdverdrijf in omstandigheden waar ik geen plastieken zeilen op de vloer moet leggen en mijn huis niet geurt als een paardenstal na afloop.
Zelf is mijn verbeelding wel zo ruim om te kunnen inbeelden dat bij spetterpoep het schoonmaken net dat ietsje vlugger gaat: met een trekker kap je natuurlijk dat hele zooitje gewoon het trottoir op, waar de buren er ook nog mee van kunnen genieten. Vredelievendheid alom.

Mij kan veel verweten worden. Dat ik alles ben wat mooi en lelijk is op deze aardschijf, dat ik soms te arrogant ben, dat ik vaak moet leren mijn mond houden en dat ik van tijd tot tijd wel zaken doe die ik nu liever niet in de mond neem. Dat wel.
Maar laat ons eerlijk zijn, ik draag normalere schoenen, mijn kapsel mag gezien worden, ik ben allergisch aan ijzer (behalve in spinazie), kan bij leven en welzijn schrijven zonder opmerkelijke taalfouten en god lieve deugd: ik sta recht na het ontlasten, groet mijn bruine vriend nog even vaarwel en spoel hem helemaal door.
Alles op zijn tijd en plaats.
Bij leven en welzijn.