Brief aan mijn zoon (14)

Dag Raf

Weet je nog, toen ik na je eerste verjaardag tot de conclusie kwam dat ik je 12 brieven in 12 maanden had geschreven? En dat ik toen op dat elan wou verder gaan? Is me dat nu een klucht gebleken, het leven heeft me ingehaald en van een maandelijkse brief is niets meer terug te vinden. Excuses zouden op zijn plaats kunnen zijn, maar je weet nu vast al goed genoeg dat dit niet altijd in mijn stijl ligt. Ik hoop dat ik je dat wel kan bijbrengen, al zal je daarvoor hoogstwaarschijnlijk op je moeder moeten rekenen.

Er is de voorbije maanden veel gebeurd. Het meest ingrijpende moet wel een verhuis geweest zijn. Je eerste woning heb je al achter de rug, versleten en vergeten. Enkel wat foto’s zullen vage herinneringen voor je worden. Je tweede huis dus, met een tuin. Een tuin speciaal voor jou (en eerlijk gezegd ook voor mij). We leren er geduld hebben, want zaaiden er gras en dat neemt tijd. Intussen ben ik een baard beginnen groeien, ook dat vraagt tijd. Echte mannen hebben baarden, een gazon en noodzakelijkerwijs geduld. Tijd hebben we zat, geduld vaak te weinig. Het is een kunst stil te staan bij kleine dingen als gras zien groeien, zoals we vaak ook vergeten te doen met jou. Nu en dan staan we stil en zien we dat je weeral gegroeid bent, lopend op dat gras dat je nooit zal inhalen. Het leven is 90% onderhoud, we maaien het gras en zien hoe het groeit. 
Geduld is een schone zaak, kleine kerel, dat zul je wel zien. Als is dat best moeilijk uit te leggen aan jou, die alles ‘nu en direct’ wil.

Geduld moeten we allemaal hebben, of we het willen of niet. Ik heb geduld met het gazon en jouw bizarre kronkels. Je moeder heeft geduld met onze gekke kuren en met mij, want eerlijk gezegd: ook al is ze tevreden met het gazon, over die baard lijkt het laatste woord nog niet gezegd.

Tot later kerel
Je vaderfiguur